Volgens Rechtbank Gelderland kan de Belastingdienst een verhuurd pand aanmerken als voorraad als de eigenaar dit pand heeft gekocht of laten bouwen met het oog op verkoop. In dat geval mag de eigenaar bij de verkoop van het pand de verkoopwinst niet onderbrengen in een herinvesteringsreserve (HIR).
In de zaak voor de rechtbank had een bv die vastgoed exploiteerde een kantoorpand ontwikkeld. Zij verhuurde een deel van dit pand gedurende een aantal jaren terwijl de rest van het pand leegstond. Toen de bv het kantoorpand verkocht, deed zij een beroep op de zogeheten projectontwikkelaarsresolutie zodat geen overdrachtsbelasting was verschuldigd. Daarbij stelde de bv dat zij niet de intentie had gehad het kantoorpand zelf te exploiteren. De rechtbank leidde uit deze verklaring af dat het kantoorpand behoorde tot de voorraden van de bv. Omdat het pand geen bedrijfsmiddel was, mocht de bv geen HIR vormen. Dat het pand tijdelijk was verhuurd deed er niet toe. Bij bedrijfskantoorgebouwen kan de verhuur immers in dienst staan van de verkoop, omdat deze gebouwen vaak beter verkoopbaar zijn in verhuurde staat. Overigens had de bv van haar belastingadviseur al te horen gekregen dat zij bij verkoop van het kantoorpand geen HIR kon vormen. Het negeren van dit advies leverde de bv een vergrijpboete op van uiteindelijk € 295.000 wegens het indienen van een onjuiste aangifte met voorwaardelijke opzet.
Wet: artikel 3.54 IB 2001 en artikel 8, eerste lid Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 14 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:91
Geef een reactie