Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat de verkoop van goederen in een douane-entrepot in beginsel belast is met btw.
De belastingrechter van Slowakije had prejudiciële vragen gesteld aan het Hof in verband met een geschil tussen een Slowaakse vennootschap en de Slowaakse belastingdienst. De vennootschap had warmgewalste staalrollen gekocht die afkomstig waren van de Oekraïne en onder het stelsel van douane-entrepots gebracht. De vennootschap verwerkte deze staalrollen binnen de regeling voor actieve veredeling tot staalprofielen. Bij actieve veredeling kan de ondernemer een ingevoerd goed laten bewerken in een lidstaat met de bedoeling het veredelde goed weer uit te voeren. Daarbij vindt geen heffing van invoerrechten en dergelijke plaats. De Slowaakse vennootschap verkocht vervolgens de staalprofielen aan een andere Slowaakse vennootschap. Deze koper bracht de goederen opnieuw onder het stelsel van het douane-entrepot. Daardoor waren de desbetreffende goederen tijdens deze hele procedure steeds gebleven in hetzelfde publieke douane-entrepot.
Belaste levering
De Slowaakse rechter wilde weten of een publiek douane-entrepot in een lidstaat voor de btw kwalificeert als het grondgebied van die lidstaat. Ten tweede wilde de rechter weten of een verkoop binnen dat entrepot leidt tot een btw-belaste levering. Het Hof bevestigde deze vragen. Volgens het Hof was hier geen sprake van invoer, omdat de goederen op het moment van de verkoop het douane-entrepot niet hadden verlaten. Maar er was wel sprake van een binnenlandse levering. Overigens mogen lidstaten een btw-vrijstelling verlenen voor leveringen van goederen die vallen onder een stelsel van douane-entrepots of onder een stelsel van actieve veredeling en dergelijke. Aan de vrijstelling kleeft wel de voorwaarde dat de handelingen geen betrekking hebben op eindgebruik of -verbruik. Bovendien moet het verschuldigde btw-bedrag bij onttrekking aan de eerdergenoemde stelsels overeenkomen met de btw die men zou moeten betalen als elk van deze handelingen in het binnenland was verricht. Nederland maakt ook gebruik van de mogelijkheid een vrijstelling te verlenen, zij het dat dit gebeurt door toepassing van het nultarief. Hierdoor blijft het recht op aftrek van voorbelasting bestaan.
Wet: artikelen 1, onderdeel a en 18 en Tabel II, onderdeel a sub 2 OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU, 8 november 2012, nr. C-165/11
Geef een reactie