Het Europese Hof heeft beslist dat de verkoop van een kortingskaart die recht geeft op korting bij aankoop van bepaalde goederen of diensten niet valt onder de btw-vrijstelling voor handelingen inzake andere waardepapieren of andere handelspapieren.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft dit geoordeeld naar aanleiding van prejudiciële vragen van Hof Den Bosch. Het Europese Hof stelde voorop dat vrijgestelde handelingen naar hun aard financiële verrichtingen vormen. Met ‘andere waardepapieren’ zou men doelen op documenten die een bewijs van deelgerechtigdheid vormen en ‘andere handelspapieren’ zien vooral op cheques of papieren die een vergelijkbare functie vervullen. Dat kon echter niet worden gezegd van de kortingskaart in kwestie, die slechts recht gaf op vermindering van de prijs. Die kortingskaart was niet persoonlijk, maar overdraagbaar en was niet inwisselbaar voor geld of producten. Het bedrijf dat deze kortingskaart verkocht, kreeg bovendien geen vergoeding van de deelnemende bedrijven en betaalde evenmin een vergoeding aan die bedrijven. De verkoop van deze kortingskaart kwalificeerde dan ook als belaste handeling voor de omzetbelasting. Zie in dit kader ook het bericht ‘Voorstel voor nieuwe btw-regels voor vouchers’.
Wet: artikel 11 lid, onderdeel i en j, Wet OB 1968 en artikel 13, B, sub d, punt 3 en 5 Zesde Btw-Richtlijn 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 12 juni 2014, C‑461/12
Geef een reactie