Maken twee of meer ondernemers rond de aankoop van een onroerende zaak allerlei afspraken over een toekomstige verkoop? Dan is het goed mogelijk dat de fiscus het standpunt mag innemen dat deze zaak geen bedrijfsmiddel is. In dat geval kunnen de ondernemers de aankoop niet gebruiken om een herinvesteringsreserve af te boeken.
Een bv die registergoederen verkreeg, exploiteerde en vervreemdde, had in mei 2012 een onroerende zaak verkocht. De boekwinst doteerde zij aan de herinvesteringsreserve (HIR). In het jaar 2014 boekte zij een deel van de HIR af in verband met de verkrijging van 50% van de economische eigendom van een landgoed. De inspecteur ging niet akkoord met deze afboeking van de HIR. Een van zijn argumenten was dat het landgoed geen bedrijfsmiddel was. De partijen werden het niet eens, zodat de zaak voor Rechtbank Den Haag belandde.
Opbrengstvoorbehoud
De rechtbank constateert dat in augustus 2013 al een koopovereenkomst was gesloten tussen de verkoper en een andere vennootschap. Medio oktober 2013 was de bv met de koper overeengekomen dat zij 50% van de koopovereenkomst zou overnemen. In latere jaren vonden diverse wijzigingen in de koopovereenkomst plaats. Zo kwamen de bv en de andere koper overeen dat ieder voor de helft zou delen in de baten en lasten. Voor zover de verkoopbruto-opbrengst buiten een bepaalde marge viel, was alleen de andere koper tot de opbrengt gerechtigd. Al deze afspraken maken voor de rechtbank duidelijk dat het landgoed niet is bedoeld voor duurzame exploitatie. De vennootschappen hebben het landgoed alleen verhuurd om krakers te weren. De rechtbank oordeelt dat het landgoed geen bedrijfsmiddel is, zodat afboeking van de HIR hier niet is toegestaan.
Wet: art. 8, eerste lid Wet Vpb 1969 en art. 3.54 Wet IB 2001
Geef een reactie