Een bv die vastgoed en datacenters exploiteerde en één gewoon aandeel in zichzelf kocht, hoefde geen overdrachtsbelasting te betalen over die verkrijging. Volgens Hof Arnhem was hier geen sprake van een verkrijging in een onroerendezaaklichaam.
De bv in kwestie stelde via haar dochtermaatschappij onder meer datacenters ter beschikking aan diverse bedrijven. Die bedrijven konden tegen een vergoeding de datavloeren gebruiken om daarop hun ICT-apparatuur te plaatsen, waarbij alle daarvoor benodigde diensten door de twee bv’s werden geleverd. Toen de bv een aandeel in zichzelf kocht, stelde de inspecteur dat de bv overdrachtsbelasting moest betalen, omdat dit ingekochte aandeel een fictieve onroerende zaak was. Volgens de inspecteur waren de overeenkomsten die met klanten werden gesloten, in feite huurovereenkomsten die de klanten het exclusieve recht gaven op het gebruik van een bepaald gedeelte van de datavloer en dat de overige diensten (zoals stroom, koeling en beveiliging van de ICT-apparatuur) prestaties waren die op grond van de verhuurovereenkomst door de bv’s werden geleverd. Het hof stelde voorop dat niet de in de financiële verslaglegging van de bv aan een vergoeding gegeven benaming, maar de inhoud van de geleverde prestatie(s) van belang was voor de vraag of sprake was van een exploitatie van een onroerendezaaklichaam. Volgens het hof exploiteerde de bv op het tijdstip van de verkrijging van het ingekochte aandeel een bedrijf dat niet wezenlijk verschilde van de exploitatie van een hotelbedrijf. Het datahotel van de bv was net zoals een hotelbedrijf geen onroerendezaaklichaam, dus hoefde de bv geen overdrachtsbelasting te betalen over het ingekochte aandeel.
Wet: artikel 4 Wet op Belastingen van Rechtsverkeer 1970
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 september 2013 (gepubliceerd op 27 september 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:7131
Geef een reactie