Een aardbeving die plaatsvindt na de peildatum voor de WOZ is een omstandigheid die de WOZ-waarde van onroerende zaken in de zelfde regio op de peildatum beïnvloedt. Rechtbank Noord-Nederland heeft in een oordeel uitgelegd hoe dit zit.
Een man stelde in deze zaak dat de gemeente Eemsmond de WOZ-waarde van zijn woning moest verlagen van € 204.000 naar € 160.000. Deze woning lag namelijk in een gaswinningsgebied dat medio 2012 was getroffen door een aardbeving met een kracht van 3.6 op de schaal van Richter (RS). De maximale geschatte sterkte van eventuele volgende aardbevingen werd toen bijgesteld van 3.9 RS naar 5.0 RS. Bovendien had de aardbeving geleid tot zichtbare fysieke schade aan de woning; verzakking, scheuren in de muren en losgeraakte tegels in de douche. De man meende dat dit allemaal bijzondere, specifiek voor de woning geldende omstandigheden waren die de gemeente verplichtte 1 januari 2013 als waardepeildatum te nemen in plaats van 1 januari 2012.
Bodemgesteldheid
De rechter oordeelde dat de aardbeving geen bijzondere, specifiek voor de woning geldende omstandigheid was die de gemeente verplichtte om een andere waardepeildatum te nemen. Dit zou in eerste instantie wel gelden voor de zichtbare fysieke schade die was opgetreden. Omdat de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) deze schade zou vergoeden, trad echter geen waardevermindering op. Toch vond de rechter dat de gemeente de WOZ-waarde te hoog had vastgesteld. De aardbeving was volgens de rechter het gevolg geweest van de bodemgesteldheid. Deze bodemgesteldheid was al zo op 1 januari 2012. De gemeente moest daarom de later bijgestelde maximale sterkte van mogelijke aardbevingen toepassen bij de berekening van de WOZ-waarde per 1 januari 2012. Uiteindelijk stelde de rechtbank de WOZ-waarde zelf vast op € 181.000.
Wet: artikel 18, derde lid, onderdeel c WOZ
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 3 juli 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:3117
Geef een reactie