Wordt een woning (voormalig hoofdverblijf) gedurende een periode van uitzending naar het buitenland niet aan derden ter beschikking gesteld? En heeft de eigenaar niet ergens anders een woning die tot hoofdverblijf dient? Dan kan op verzoek de oude woning als eigen woning in de zin van de wet inkomstenbelasting 2001 kwalificeren.
Het Ministerie van Economische zaken zond een diplomaat uit naar het buitenland. Zijn echtgenote vergezelde hem. Na zijn vertrek stonden de diplomaat en zijn echtgenote niet langer ingeschreven in de Nederlandse Basisregistratie persoonsgegevens. De diplomaat had een neef die in de buurt van de woning studeerde. Deze neef mocht de woning om niet gebruiken als hij colleges moest volgen. Hij stond ook op het desbetreffende adres ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens. Ook de dochters van de diplomaat gebruikten de woning. In geschil is of de woning nog kwalificeert als eigen woning van de diplomaat. Hof Den Bosch oordeelt in navolging van Hoge Raad 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9090 dat de woning geen eigen woning is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het hof leidt uit de stukken van het geding af dat de neef niet tot het huishouden van de diplomaat behoorde en daardoor een derde was. Volgens het hof was voorts sprake van een situatie waarin werd gedoogd dat die derde de woning gebruikte. Daarmee was sprake van het ter beschikking stellen van de woning aan een derde en werd niet meer voldaan aan de voorwaarden voor kwalificatie als eigen woning. Het hof handhaaft de navorderingsaanslagen
Wet: art. 3.111 (lid 6) Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 16 februari 2018 (gepubliceerd op 12 april 2018), ECLI:NL:GHSHE:2018:680
Geef een reactie