Een ondernemer heeft het voornemen auto’s te verhuren. Voor de financiering van haar ondernemingsactiviteiten wil ze de teruggaaf omzetbelasting gebruiken, maar die komt niet. De ondernemer stelt vervolgens de Belastingdienst aansprakelijk voor het verlies op de gedwongen verkoop van de auto’s vanwege de geweigerde teruggaaf.
Een ondernemer heeft zich in 2018 als ondernemer voor de omzetbelasting aangemeld bij de Belastingdienst. Vanaf dat moment heeft zij voornamelijk nihilaangiften omzetbelasting ingediend. Voor het tweede kwartaal van 2021 vraagt zij om een teruggaaf van €13.697 vanwege de voorbelasting op twee Mercedessen, bedoeld voor verhuur. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de inspecteur een vragenbrief gestuurd en heeft hij een onderzoek aangekondigd. Vervolgens is de gevraagde teruggaaf geweigerd. Ook heeft de inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd. De ondernemer heeft in 2021 korte tijd na aanschaf de auto’s met verlies moeten verkopen. Zij stelde dat de vertraging bij de teruggaaf te wijten was aan discriminatie. De inspecteur heeft dit ontkend en stelt dat de controle gerechtvaardigd was door de vele nihilaangiften die de ondernemer heeft ingediend.
Het geschil
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is de naheffingsaanslag in geschil en de vraag of de inspecteur de ondernemer heeft gediscrimineerd.
Meer gemaakte kosten niet aannemelijk gemaakt
Tijdens de zitting geeft de inspecteur toe dat in het controlerapport rekenfouten zijn gemaakt. Hij is daarom van mening dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd naar € 19.222. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een verdere vermindering van de naheffingsaanslag, omdat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij meer kosten heeft gemaakt dan de facturen die zij heeft overgelegd. Ook is geen sprake van discriminatie door de inspecteur.
Verlies bij verkoop op auto’s niet de schuld van de Belastingdienst
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de late reactie van de inspecteur op het verzoek om aftrek van voorbelasting heeft geleid tot een substantiële vermindering van de waarde van de auto’s die de ondernemer heeft verkocht. De rechtbank acht het ondernemersplan van de ondernemer niet realistisch en onvoldoende onderbouwd, waardoor het verlies eerder daaraan te wijten is dan aan de trage besluitvorming van de inspecteur.
Wet: art. 15 Wet OB 1968
Geef een reactie