Een verlies op een lening van een dga aan zijn vennootschap is niet aftrekbaar als de crediteur een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou nemen. Dan heeft de crediteur de bedoeling gehad het belang van de debiteur in de hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. Onder voorwaarden is een verlies wel aftrekbaar.
Een dga had een middellijk belang in een vennootschap. Deze vennootschap wilde een webshop voor kinderkleding gaan exploiteren. Een bank was bereid onder voorwaarden de voorraad te financieren. Een van de voorwaarden was dat vijf anderen achtergestelde leningen zouden verstrekken aan de vennootschap. De dga had nog eens extra € 50.000 geleend voor een periode van vijf jaar aan de vennootschap tegen 4%. Op verzoek van de dga zou de vennootschap zekerheden kunnen stellen.
Belang vennootschap
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of het verlies op de lening van de dga aftrekbaar is. In beginsel is een verlies op een lening van een dga aan zijn vennootschap volgens het hof niet aftrekbaar als hij daarbij een debiteurenrisico heeft gelopen dat een derde niet zou hebben genomen. De dga loopt dan dit debiteurenrisico als aandeelhouder met de bedoeling het belang van zijn vennootschap in de hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. De inspecteur moet aantonen dat er een onzakelijk debiteurenrisico is gelopen. Bijzondere omstandigheden van het geval kunnen er echter voor zorgen dat het verlies op de lening toch aftrekbaar is. Het hof oordeelt dat de inspecteur niet is geslaagd in het bewijs dat een onzakelijk debiteurenrisico is gelopen. De omstandigheden waaronder de dga en derden bereid waren leningen te verstrekken aan de vennootschap zijn nagenoeg gelijk, een nieuwe ondernemingsactiviteit, een gering eigen vermogen van de debiteur en voorrang voor de bank. Daar komt bij dat twee anderen aanzienlijk hogere bedragen aan de vennootschap dan de dga hadden uitgeleend en daarbij eveneens geen zekerheden hadden bedongen. Bovendien kenden die leningen een onbepaalde looptijd en waren de vorderingen hieruit achtergesteld bij de bank. Het hof vindt dat onder deze omstandigheden niet kan worden gezegd dat de dga een lening heeft verstrekt en daarbij een debiteurenrisico heeft genomen dat een derde niet zou hebben genomen.
Wet: art. 3.8 en 3.92 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 april 2019 (gepubliceerd 12 april 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:2893
Geef een reactie