Als iemand per brief aangifte doet van zijn inkomen, zonder zijn vermogen te vermelden aan de Belastingdienst, dan doet die persoon niet de door de wet vereiste aangifte en moet omkering van de bewijslast volgen.
Een vrouw deed opgaaf van haar genoten inkomsten aan de Belastingdienst per brief. In deze brief deed zij echter geen opgave van haar vermogen. De belanghebbende stelde het door de Belastingdienst verzonden aangiftebiljet, herinnering en aanmaning niet te hebben ontvangen en daarom haar inkomen per brief te hebben opgegeven. De Inspecteur had de vrouw nog een laatste mogelijkheid gegeven op de wettelijk voorgeschreven wijze aangifte te doen, maar de vrouw weigerde dat onder verwijzing naar haar eerdere brieven met daarin vermeld haar pensioeninkomen.
Geen willekeur
In geschil was of op de juiste wijze aangifte was gedaan. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:1638) oordeelde dat belanghebbende de vereiste aangifte niet had gedaan, omdat deze niet op de wettelijk voorgeschreven wijze was ingediend. Bovendien had de vrouw ook geen melding gemaakt van haar vermogen. Het gevolg was omkering van de bewijslast. Desalniettemin was de inspecteur verplicht zijn correcties niet naar willekeur vast te stellen. Het hof was van oordeel dat de inspecteur het inkomen en vermogen goed had geschat. Onder meer door uit te gaan van de gerenseigneerde gegevens en redelijke schattingen. Tijdens de procedure bleek dat de gemeente de WOZ-waarde van één van de onroerende zaken had verminderd. Daardoor was het hoger beroep van de vrouw gedeeltelijk gegrond, maar het hof handhaafde voor het overige de aanslag. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd.
Meer informatie: Hoge Raad 31 mei 2017 (gepubliceerd op 10 november 2017), ECLI:NL:HR:2017:2829
Geef een reactie