Een verpleegkundige die voor vijf zorginstellingen in de thuiszorg werkzaam was, was ondernemer voor de inkomstenbelasting. Dit oordeelde Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op basis van de feiten en omstandigheden die de verpleegster aandroeg.
De inspecteur meende dat sprake was van resultaat uit overige werkzaamheden met betrekking tot de inkomsten die een BIG-verpleegkundige genoot uit haar werkzaamheden in de thuiszorg. De vrouw werkte voor vijf verschillende instellingen en meende dat zij onderneemster was. Hof Arnhem-Leeuwarden vond dit aannemelijk. Zij bezat voldoende zelfstandigheid ten opzichte van de vijf instellingen, nu (i) zij niet verplicht was opdrachten van de instellingen te aanvaarden, (ii) zij zich bij ziekte of vakantie kon laten vervangen door een andere verpleegkundige die zij zelf moest zoeken, (iii) zij niet gehouden was een bepaald aantal vaste uren te werken, (iv) zij samen met anderen verantwoordelijk was voor het opstellen en uitvoeren van het zorgplan en (v) zij de werkzaamheden bij de zorgvrager naar eigen inzicht en zonder toezicht uitvoerde. Dat zij vanwege de AWBZ verplicht was om thuiszorg te verlenen via toegelaten instellingen (en nooit rechtstreek) en dat zij urenstaten moest invullen, maakte de conclusie niet anders. De rechter achtte het ook aannemelijk dat de verpleegkundige wezenlijke risico’s liep met betrekking tot het behalen van omzet en aansprakelijkstelling voor fouten die zij kon maken als verpleegkundige. Zi had dus recht op de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7283
Geef een reactie