Is het verstrekken van een wifi-verbinding door een exploitant van een vakantiepark aan vakantiegasten een bijkomende prestatie voor de omzetbelasting? Van belang is of het verstrekken van de wifi-verbinding voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om van het gebruik van de accommodatie en het vakantiepark optimaal gebruik te kunnen maken.
Een exploitant van een vakantiepark exploiteerde ongeveer 320 vakantiebungalows. Ook was een gedeelte van het park ingericht als kampeerterrein voor tenten en stacaravans. In 2014 en 2015 konden de vakantiegasten tegen betaling van een afzonderlijke vergoeding toegang verkrijgen tot een internetverbinding door een code. Over de hiermee behaalde omzet droeg de exploitant 6% omzetbelasting af. In geschil is het omzetbelastingtarief waartegen de verstrekking van de wifi-verbinding valt, het algemene of het verlaagde tarief.
Fiscaal lot
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden geldt in beginsel dat bij het verrichten van meer dan één prestatie, uitgangspunt is dat elke handeling een zelfstandige prestatie is. Onder omstandigheden moeten verschillende handelingen of elementen van een handeling worden aangemerkt als één prestatie. Dat is onder meer het geval als een prestatie is te beschouwen als hoofdprestatie, terwijl andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties die het lot van de hoofdprestatie delen. Als binnen de kring van afnemers van de hoofdprestatie het belang bij het afnemen van de nevenprestatie onderling verschilt, vormt dat echter een aanwijzing dat geen sprake is van een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de hoofdprestatie moet delen. De mogelijkheid gebruik te maken van de wifi vormde voor de gasten die daarvoor kozen, kennelijk een doel op zich. Onder deze omstandigheden oordeelt het hof dat niet in het algemeen kan worden gezegd het verstrekken van een wifi-verbinding het optimaal gebruik van de vakantieaccommodatie en vakantiepark mogelijk maakt. Het gebruik van de wifi heeft namelijk geen enkel functioneel verband met het gebruik van een vakantieaccommodatie.
Wet: art. 8 en 9 Wet OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 april 2019 (gepubliceerd 12 april 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:2892
Geef een reactie