Het komt niet vaak voor dat jarenlang niet heffen en/of het tegemoetkomen aan een bezwaar voldoende is om met succes een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel. Hof Den Haag vond echter dat gemeente Rotterdam bij een tapijthandelaar de indruk van een bestendige gedragslijn had gewekt en oordeelde het beroep op het vertrouwensbeginsel gerechtvaardigd.
De tapijthandelaar had in 2006 bezwaar gemaakt tegen bedrijfsreinigingsrecht voor zijn winkelpand met als argument dat hij geen afval produceerde. Er waren vrijwel geen activiteiten en hijzelf was als enige slechts enkele uren per week in zijn winkel aanwezig. De gemeente was tegemoetgekomen aan zijn bezwaar. In 2011 veranderde de gemeente de verordening. Sindsdien was voor vrijstelling van bedrijfsreinigingsrecht vereist dat er een contract met een andere afvalinzamelaar was afgesloten. De gemeente legde om die reden eind december 2013 aanslagen bedrijfsreinigingsrecht op voor de jaren 2011, 2012 en 2013. In tegenstelling tot de rechtbank oordeelt Hof Den Haag dat de tapijthandelaar terecht een beroep deed op het vertrouwensbeginsel. Door samenloop van omstandigheden, bestaande uit de tegemoetkoming op het bezwaar (zie ook: ECLI:NL:HR:1989:ZC4179) en het jarenlang niet opleggen van aanslagen, was de indruk van een bestendige gedragslijn gewekt.
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 12 augustus 2015 (gepubliceerd 13 augustus 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:2194
Geef een reactie