Stel een belastingplichtige begaat een aangifteverzuim waar een boete op staat. Op het moment van het verzuim geldt een verzachtende maatregel, maar de belastingplichtige vervult deze voorwaarde pas nadat het verzachtende beleid is ingetrokken. In dat geval moet de inspecteur toch de boete matigen.
Een vrouw ontving op 28 februari 2015 een uitnodiging om aangifte inkomstenbelasting te doen. Zij kreeg uitstel om tot en met 1 september 2015 aangifte te doen. De inspecteur verlengde deze termijn naar 18 november toen hij de vrouw een aanmaning stuurde. Ondanks deze aanmaning ontving de fiscus pas de aangifte op 26 februari 2016. De vrouw had daarmee een aangifteverzuim begaan. De Belastingdienst legde haar een verzuimboete op van 7% van het toenmalige maximum. Dit was en is namelijk onder normale omstandigheden de hoogte van een aangifteverzuimboete. Tot 1 januari 2016 vond echter een matiging van de verzuimboete plaats tot 1% van het wettelijk maximum als de belastingplichtige alsnog aangifte deed voordat de inspecteur hem een ambtshalve aanslag had opgelegd.
De vraag is nu of de Belastingdienst de boete moet matigen of niet. De inspecteur meent van niet, omdat de vrouw haar verzuim pas na 1 januari 2016 heeft hersteld. Op dat moment gold het verzachtend beleid niet meer. Maar Hof Den Bosch oordeelt dat het moment waarop de belastingplichtige het verzuim begaat, bepalend is. Het aangifteverzuim is begaan op 19 november 2015 en toen gold de verzachting nog. Dat de vrouw pas in 2016 het verzuim heeft hersteld, doet daar niets aan af. De Belastingdienst moet de boete matigen tot 1% van het maximum.
Besluit: par. 21, tweede lid BBBB
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 20 december 2018 (gepubliceerd 13 maart 2019), ECLI:NL:GHSHE:2018:5349
Geef een reactie