Als een erflater schenkingen doet die pas na zijn overlijden zijn uit te voeren, komen deze schenkingen in beginsel te vervallen. Zij vormen dan geen aftrekpost bij de berekening van de grondslag voor de heffing van erfbelasting.
In een zaak voor Rechtbank Den Haag had een vrouw in de jaren 2008 tot en met 2010 per onderhandse akte schenkingen gedaan aan haar kinderen. Zij was deze schenkingen schuldig gebleven. Toen zij in 2011 overleed, had zij nog niets op deze leningen afgelost. De fiscus stelde dat de schenkingen pas na het overlijden moesten en konden worden uitgevoerd. Zij waren daardoor komen te vervallen. De inspecteur motiveerde dit standpunt door erop te wijzen dat de moeder steeds onvoldoende liquide middelen had om de schulden te voldoen. Zij had in 2011 nog wel wat cultuurgrond verkocht, maar de opbrengst onder andere gebruikt voor de aflossing van consumptieve schulden. De erfgenamen konden daar weinig tegenin brengen. De rechtbank oordeelde dat de schenkingen inderdaad waren vervallen. De erfgenamen konden de geschonken bedragen niet aftrekken van de belastbare erfenis.
Wet: artikel 7:177, eerste lid BW en artikel 20, derde lid SW 1956
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 4 november 2014 (gepubliceerd 7 april 2015), ECLI:NL:RBDHA:2014:16807
Geef een reactie