Omdat de directie van de bv niet aannemelijk kon maken dat er een voornemen was voor een vervangende investering, kon geen HIR worden gevormd. Volgens het hof bestond het vervangingsvoornemen op concernniveau, maar niet bij de bv.
Het ging in de zaak bij Hof Arnhem om een bv die een camping exploiteerde. Na een wisseling van de eigenaar in 2004, verkocht de bv in 2005 een aantal kavels. In eerste instantie werd de gerealiseerde boekwinst tot de winst gerekend, maar vervolgens maakte de bv bezwaar tegen de opgelegde aanslag. Volgens de bv bestond er een vervangingsvoornemen en kon zij voor de boekwinst alsnog een herinvesteringsreserve (HIR) vormen. Hof Arnhem vond dat de verklaringen die de bv had overgelegd niet voldoende waren om het vervangingsvoornemen aannemelijke te maken. De verklaringen van bijvoorbeeld een makelaar, bank en accountant waren te algemeen. Volgens het hof was sprake van een vervangingsvoornemen op concernniveau waarbij per investering werd bekeken of de aankoop in een bestaande vennootschap moest worden ondergebracht of in een nieuw op te richten vennootschap. De HIR kon niet worden gevormd.
Wet: artikel 3.54 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem, 19 juni 2012 (gepubliceerd op 27 juni 2012), LJN: BW9467
Geef een reactie