Als het aandelenbelang in een bv in belangrijke mate wijzigt en een vervreemding van een bedrijfsmiddel plaatsvindt, kan de fiscus stellen dat het besluit tot vervreemding al was genomen vóór die wijziging. Het vormen van een hir blijkt vooral voor bv’s die zich bezighouden met beleggingen bijna onmogelijk.
Een bv kan na een wijziging van het aandelenbelang alleen een herinvesteringsreserve vormen als het besluit tot vervreemding van een bedrijfsmiddel is genomen na die wijziging. Deze hoofdregel blijft achterwege als die bv kan bewijzen dat gedurende de laatste drie maanden voorafgaande aan de wijziging zijn bezittingen voor minder dan de helft hebben bestaan uit beleggingen. Een bv die als enig activiteit het beleggen in een effectenportefeuille heeft en die haar enig pand verkoopt zal dus veel moeite hebben om aan deze voorwaarde te voldoen. Zo oordeelde Hof Arnhem dat de verkoop van zo'n pand slechts tien minuten na de verkoop en levering van de aandelen in die bv, erop duidde dat het besluit tot vervreemding vóór de wijziging van het uiteindelijk belang in de bv was genomen. Ook de ruilarresten konden in dit geval niet worden toegepast. De bv kon volgens het hof namelijk niet aannemelijk maken dat zij ten tijde van de vervreemding van het pand een concreet plan had tot herinvesteren.
Wet: artikel 12a VPB 1969
Meer informatie: Hof Arnhem, 26 februari 2013 (gepubliceerd 8 maart 2013), LJN: BZ3582
Geef een reactie