De bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) kan onder voorwaarden van toepassing zijn op een indirect belang van minder dan 5% maar minimaal 0,5% in een bv met een onderneming. Een van de voorwaarden is dat het belang door bijvoorbeeld een schenking door de rechtsvoorganger van de erflater is verwaterd. Behield de schenker zijn aanmerkelijk belang, dan wordt niet aan die voorwaarde voldaan, aldus Hof Den Haag.
In de zaak voor het hof was een getrouwde man overleden. De huwelijksgoederengemeenschap omvatte onder meer een belang van 6,89% in een holding. Deze houdstermaatschappij bezat 70,6% in een Ltd met een onderneming. Omdat de echtgenote van de erflater een indirect belang in die bv verkreeg van minder dan 5%, kon zij de BOF niet zo maar toepassen over het hele belang in de holding. Dit zou wel mogelijk zijn als:
- het belang in de Ltd bij een van de rechtsvoorgangers van de erflater krachtens erfrecht, huwelijksvermogensrecht of schenking een indirect aanmerkelijk belang (minstens 5%) had gevormd;
- dit belang uitsluitend was verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijks vermogensrecht of schenking; en
- de Ltd direct vóór deze verwatering een onderneming dreef of medegerechtigd was tot een onderneming.
Schenker behield aanmerkelijk belang
De erflater had een deel van de aandelen in de holding inderdaad verkregen uit een schenking. De schenker hield echter niet alleen op het moment van de schenking, maar ook daarna nog een indirect aanmerkelijk belang in de Ltd. Nu het belang van de schenker niet door de schenking was verwaterd tot onder de 5%, was niet voldaan aan de voorwaarden. Het aandelenbelang in de Ltd vormde voor de toetsing voor de BOF geen ondernemingsvermogen voor de holding. De vrouw kon dus de BOF maar over een klein deel van haar verkrijging toepassen.
Wet: artikel 35c, eerste lid, onderdeel c en vijfde lid SW 1956
Meer informatie: Hof Den Haag, 13 mei 2015 (gepubliceerd 20 mei 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:1196
Geef een reactie