Alle aspecten van de installatie zijn van belang voor de vraag of op zonnepanelen afzonderlijk kan worden afgeschreven. De zonnepanelen maken de panden beter geschikt voor bewoning en zijn dus ook geen ‘werktuig’.
Een woningcorporatie laat in 2016 voor € 1.019.566,50 zonnepanelen plaatsen op haar woningen en appartementsgebouwen. Het gaat om niet-geïntegreerde zonnepanelen die binnen een paar uur op de bestaande dakbedekking worden geplaatst. De omvormers zijn in de woningen geplaatst en verbonden met de stroomvoorziening. Er wordt geen extra bedrag aan huur en/of servicekosten gerekend voor de plaatsing van de zonnepanelen. De corporatie merkt de zonnepanelen in bezwaar als zelfstandige bedrijfsmiddelen aan en wil hierop afschrijven. Volgens de inspecteur zijn de zonnepanelen na plaatsing een onderdeel van het gebouw, zodat een afzonderlijke afschrijving niet mogelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt de inspecteur. Uit een arrest van de Hoge Raad volgt dat alle aspecten van de installatie van de zonnepanelen van belang zijn. De zonnepanelen kunnen weliswaar zonder schade worden verwijderd en verplaatst, maar zijn wel gekoppeld aan de stroomvoorziening. Ook is de elektrotechnische installatie van de panden aangepast en profiteren de huurders van de opgewekte stroom. De woningcorporatie kan voor de zonnepanelen een extra bedrag rekenen aan de huurders, het maakt niet uit dat zij hiervan uit praktische overwegingen afziet. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de zonnepanelen niet onder de zogenoemde werktuigenvrijstelling vallen omdat zij de panden beter geschikt maken voor bewoning. Er is alleen sprake van een ‘werktuig’ als iets in hoofdzaak dienstbaar is aan het (productie)proces dat in het gebouw plaatsvindt.
Wet: art. 8 Wet Vpb 1969, art. 3.30 Wet IB 2001, art. 3.30a Wet IB 2001, en art. 3:4 BW
Geef een reactie