De inspecteur had uitspraken op bezwaar per e-mail verzonden. Hiermee was de beroepstermijn nog niet aangevangen. Volgens de Hoge Raad wordt een uitspraak op bezwaar op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt door verzending per post.
Een inspecteur had per e-mail uitspraken op bezwaar met betrekking tot navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2011 verstuurd. Daarbij was medegedeeld dat de uitspraak ook per post zou worden verzonden. Drie maanden na de uitspraken per e-mail te hebben ontvangen, ging de belastingplichtige in beroep. Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur uit het veelvuldig mailcontact met de gemachtigde mocht afleiden dat deze voldoende langs elektronische weg bereikbaar was. De inspecteur hoefde daarom de verzending van de uitspraken op bezwaar per post niet aannemelijk te maken volgens de rechtbank. De Hoge Raad overwoog dat op grond van de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst alle berichten in verband met bezwaar, beslissingen op bezwaar betreffende alle aanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen vooralsnog uitgezonderd zijn van het verplichte elektronische berichtenverkeer. De verzending van deze berichten moet dus in elk geval nog per post plaatsvinden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en heeft de zaak naar Rechtbank Noord-Nederland verwezen om alsnog te beoordelen of de uitspraken per post verzonden zijn.
Wet: art. 2:14 lid 1 Awb; art. 3a AWR
Meer informatie: Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:758
Geef een reactie