Als de inspecteur erachter komt dat een belastingplichtige een buitenlandse bankrekening heeft verzwegen, kan hij de te weinig geheven box 3-belasting navorderen. In beginsel is ook navordering bij de echtgenoot van de rekeninghouder mogelijk. Maar die echtgenoot een vergrijpboete opleggen is lastiger.
Een echtpaar had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting inclusief vergrijpboetes ontvangen over de jaren 2006 – 2015. De echtgenoten hadden namelijk een Luxemburgse bankrekening op naam van de vrouw niet opgegeven in hun aangiften inkomstenbelasting. Het echtpaar tekende beroep aan tegen de navorderingsaanslagen en de boetes. De vrouw stelde dat de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes waren gebaseerd op een forfaitair inkomen. Feitelijk had zij deze inkomsten niet genoten, maar een verlies geleden op de spaartegoeden. Voor Rechtbank Noord-Holland maakt dat niet uit. De inspecteur heeft de wet toegepast en terecht een vergrijpboete opgelegd. De vrouw heeft immers bewust gekozen voor een Luxemburgse bankrekening en deze stelselmatig verzwegen in haar aangifte. De boete is al wat gematigd omdat de vrouw na ontdekking door de fiscus haar medewerking heeft verleend.
Geen vergrijpboete voor partner
Tijdens de beroepsprocedure komt de Belastingdienst wel tot het inzicht dat de vergrijpboete voor de echtgenoot moet vervallen. De fiscus kan namelijk niet vaststellen dat de man medegerechtigd was tot de Luxemburgse rekening. Het is daardoor mogelijk dat de man niet op de hoogte was van het bestaan van de rekening. De inspecteur kan daarom niet aannemelijk maken dat de man opzettelijk de bankrekening in zijn aangifte heeft verzwegen.
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001 (tekst 1 januari 2015) en art. 67d AWR
Bronnen: Rechtbank Noord-Holland 30 oktober 2020 (gepubliceerd 11 november 2020), ECLI:NL:RBNHO:2020:9094, HAA 20/249 tot en met HAA 20/258 en Rechtbank Noord-Holland 30 oktober 2020 (gepubliceerd 11 november 2020), ECLI:NL:RBNHO:2020:9098, HAA 20/259 tot en met HAA 20/268
Geef een reactie