Als een werknemer een gedeelte van het jaar minder dan 500 kilometer rijdt met een auto van de zaak en in het tweede gedeelte van het jaar met een andere auto meer dan 500 kilometer rijdt, moet de bijtelling ook voor de eerstbedoelde auto plaatsvinden.
De fiscus kan een 'Verklaring geen privégebruik auto' met terugwerkende kracht intrekken als een werknemer gedurende het kalenderjaar een ter beschikking gestelde auto voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gaat gebruiken. Die werknemer krijgt dan in de meeste gevallen een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over de verstreken tijdvakken. Hof Den Bosch heeft na verwijzing door de Hoge Raad beslist dat de fiscus ook een naheffingsaanslag kan opleggen aan de werknemer die in het eerste deel van het jaar geen of minder dan 500 kilometer heeft gereden en in het tweede deel van het jaar met een andere auto meer dan 500 kilometer rijdt. Bij intrekking van de verklaring moet de bijtelling ook voor de eerstbedoelde auto plaatsvinden. Dus ook voor de werknemer die gedurende een kalenderjaar meer dan één auto ter beschikking is gesteld, geldt de kilometergrens op jaarbasis en niet per auto. Een andere uitkomst zou immers onrechtvaardig zijn tegenover de werknemer, die met één auto het eerste deel van het jaar geen privé kilometers heeft gereden en in het tweede deel van het jaar met diezelfde auto meer dan 500 kilometer rijdt. Ook voor die werknemer geldt immers dat de bijtelling over het gehele jaar wordt berekend.
Wet: artikel 13bis Wet loonbelasting 1964
Meer informatie: Hof Den Bosch, 21 maart 2014 (gepubliceerd op 28 maart 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:797,
Geef een reactie