Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën stuurt de Tweede Kamer een brief over toezeggingen bij het debat wetsvoorstel vliegbelasting.
In de voorgestelde Nederlandse vliegbelasting is de exploitant van de luchthaven de belastingplichtige. Voor het berekenen van de heffing wordt aangesloten bij gegevens die al bij de luchthavens beschikbaar zijn in verband met de heffing van de luchthavengelden. Door deze benadering is de Nederlandse vliegbelasting eenvoudig uitvoerbaar voor zowel de vliegsector als de Belastingdienst. De luchthavens beschikken niet over de verdeling van passagiers over de verschillende klasse-indelingen van de luchtvaartmaatschappijen. Voor de luchthavengelden is die verdeling ook niet relevant. Het is nu dan ook niet mogelijk voor de luchthavens om een onderscheid te maken dat op de klasse-indeling is gebaseerd. Hierbij moet worden opgemerkt dat luchtvaartmaatschappijen vele verschillende reisklassen kennen. Het zou dan ook zeer complex zijn om een algemeen geldende en goed controleerbare klasse-indeling te definiëren.
BTW
Anders dan Duitsland hanteert Nederland al geruime tijd het verlaagde btw-tarief van 9% op treinreizen. Zoals hiervoor aangegeven staat de BTW-richtlijn het lidstaten toe een of twee verlaagde tarieven te hanteren. Dit tarief mag niet lager zijn dan 5%. Dit betekent dat in theorie voor een treinticket in plaats van 9% een 5% tarief zou kunnen gelden. Beleidsmatig is het kabinet geen voorstander van het invoeren van een tweede verlaagd btw-tarief. De werking van het nieuwe tarief kan niet goed worden beperkt tot (internationale) treinreizen. Het tarief gaat dan gelden voor het gehele OV en dit heeft substantiële budgettaire consequenties. Daarnaast laat het BTW systeem van de Belastingdienst op dit moment niet toe om een extra tarief in te voeren. Dit is pas mogelijk als het gehele BTW IT systeem is vernieuwd. Dit vergt jaren. Tot slot geldt dat onzeker is in welke mate een btw-verlaging via tariefsverlaging van treintickets wordt doorgegeven aan de consument. Het doorgeven kan niet worden afgedwongen. De btw is daarom niet geschikt als stimuleringsinstrument, zeker niet bij een klein tariefverschil.
Privévliegtuig
Het maakt voor de vliegbelasting geen verschil of al dan niet sprake is van een privévliegtuig. Met uitzondering van vliegtuigen in gebruik bij de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, vallen alle gemotoriseerde vliegtuigen boven het drempelgewicht van 8616 kilogram maximaal toegelaten startgewicht onder de vliegbelasting. De luchthaven is dus ook vliegbelasting verschuldigd aan de Belastingdienst voor de passagiers die met zo’n vliegtuig vanaf de luchthaven vertrekken, ongeacht de vraag of al dan niet sprake is van een privévliegtuig. De luchtvaartmaatschappij – bij privévliegtuigen degene op wiens naam het vliegtuig is geregistreerd – is vervolgens gehouden de doorberekende vliegbelasting aan de luchthaven te betalen.
Annulering van vliegreizen
Het is een privaatrechtelijke aangelegenheid welk bedrag bij annulering wordt teruggegeven. Dat kan de gehele ticketprijs zijn, een bepaald percentage, al dan niet verminderd met administratiekosten, of niets. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat de vliegmaatschappij bij boeking toezegt dat bij annulering een bedrag wordt teruggegeven voor de doorberekende luchthavengelden en vliegbelasting per passagier. Dat hangt af van de annuleringsvoorwaarden, die weer van invloed kunnen zijn op de ticketprijs. Het is niet aan het kabinet om zich in die privaatrechtelijke afspraken te mengen.
Vijlbrief zal de samenwerking blijven zoeken met andere lidstaten. Echter, gezien de huidige situatie ten aanzien van Covid-19, is het op dit moment moeilijker concreet stappen te zetten. Wel wordt in de tussentijd contact onderhouden met andere lidstaten en wordt gekeken hoe na de huidige situatie de samenwerking op Europees niveau het beste plaats kan vinden.
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 27 mei 2020
Geef een reactie