Normaal gesproken zijn vennoten van een vof fiscaal aan te merken als ondernemers of op zijn minst als winstgenieters. Maar de vof-structuur kan ook worden misbruikt om een of meer dienstbetrekkingen te verhullen. Wanneer de Belastingdienst daar doorheen prikt, kan de feitelijke werkgever een naheffingsaanslag loonheffingen verwachten.
De volgende zaak probeerde een man ook zijn feitelijke werkgeverschap te verbergen via een vof. Hij dreef zelf een eenmanszaak die verschillende voertuigen ter beschikking stelde aan de vof. Deze vof exploiteerde een rijschool en betaalde de ondernemer ook een vergoeding voor het gebruik van kantoorruimte en voor de dagelijkse gang van zaken. De rest van de vennoten waren rijinstructeurs. De man stuurde in de toewijzing van de leerlingen aan de instructeurs. De instructeurs kregen een vast bedrag per gewerkt uur uitbetaald, ook als de onderneming verlies leed. Zij liepen geen debiteurenrisico of ander ondernemersrisico. De man nam (eenzijdig) de beslissingen met betrekking tot de bedrijfsvoering. Ook regelde hij de auto’s voor de instructeurs, die daarin geen inspraak hadden. De rijinstructeurs waren lange tijd niet op de hoogte van hun eigen positie als vennoot en van elkaars bestaan. Deze omstandigheden en anderen deden Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordelen dat de rijinstructeurs feitelijk geen ondernemers waren. Verder constateerde de rechtbank dat de man gezag uitoefende over de instructeurs. De rechter oordeelde dat de instructeurs in dienstbetrekking waren bij de ondernemer. De fiscus mocht de man daarom een naheffingsaanslag loonheffingen opleggen. Daar kwam nog een vergrijpboete bij wegens grove schuld.
Wet: artikel 7:610 BW, artikel 3.8 IB 2001 en artikel 2, eerste lid LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 april 2014 (gepubliceerd 20 mei 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:2934
Geef een reactie