De staatssecretaris van Financiën heeft op vragen van het Tweede Kamerlid Groot aangegeven dat hij vindt dat er met betrekking tot de aftrek van scholingskosten voldoende evenwicht is tussen de faciliteiten voor ondernemers (zowel in de IB als de Vpb) enerzijds en werknemers in de privésfeer anderzijds. Een verdergaande gelijke behandeling is volgens de staatssecretaris dan ook niet noodzakelijk.
Het kamerlid stelde in zijn vraagstelling dat er een groot verschil is tussen de aftrekmogelijkheden voor enerzijds ondernemers en anderzijds werknemers in loondienst. Volgens de staatssecretaris is dit niet het geval. Voor werknemers geldt in de inkomstenbelasting weliswaar een aftrekplafond van € 15.000, maar ook voor ondernemers zijn de scholingskosten niet onbeperkt aftrekbaar. Zo geldt er zowel in de inkomstenbelasting als in de vennootschapsbelasting een aftrekbeperking, en zijn de kosten alleen aftrekbaar als deze een voldoende zakelijk karakter hebben. Wel is er een verschil met betrekking tot de reis- en verblijfkosten die verband houden met de scholing. Voor ondernemers zijn deze kosten in principe wel aftrekbaar, mits de kosten een voldoende zakelijk karakter hebben. Voor werknemers in loondienst zijn reis- en verblijfkosten niet aftrekbaar. Desondanks vindt de staatssecretaris dat een ondernemer en een werknemer op vergelijkbare wijze worden behandeld, en dat er geen noodzaak is voor een verdergaande gelijke behandeling.
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 2 september 2013, DGB/2013/4261
Geef een reactie