Een huurrecht is een ‘goed’ en kan ondernemingsvermogen of zelfs een bedrijfsmiddel zijn. Volgens A-G Wattel is niet relevant of daarop kan worden afgeschreven of dat het geactiveerd is.
Een ondernemer die zijn huurwoning voor 11% gebruikte voor ondernemingsuitoefening, wilde de huisvestingskosten in mindering brengen op zijn ondernemingswinst na bijtelling van een bedrag voor privégebruik van de niet-werkruimte. Eerder oordeelde Gerechtshof Den Haag in deze zaak dat het huurrecht geen bedrijfsmiddel was en niet kon worden geactiveerd. Door gebrek aan zelfstandigheid van de werkruimte, kon dan slechts een evenredig deel van de huur in aftrek komen. Voor de vraag of een gebruiksrecht ondernemingsvermogen is, had het hof volgens A-G Wattel onterecht beslissend geacht of dat gebruiksrecht een activeerbaar bedrijfsmiddel is. Relevant is de feitelijke functie van het gebruiksrecht in de ondernemingsuitoefening. Een huurrecht is een vermogensrecht en daarmee een ‘goed’ in de zin van artikel 3.30 Wet IB 2001. Het kan daarmee ondernemingsvermogen zijn en zelfs een bedrijfsmiddel, ook al is het mogelijk niet activeerbaar. Aangezien het huurrecht in dit geval mede dienstbaar was aan de onderneming, zou het dus ondernemingsvermogen kunnen zijn. Artikel 3.16 Wet IB was dan niet van toepassing en de ondernemer kon de volle huurkosten aftrekken, na saldering met de bijtelling voor privé-gebruik. Volgens de inspecteur had de ondernemer echter al voor etikettering als privévermogen gekozen. Aangezien hier eerder niet op was ingegaan door de rechtbank of het hof, moest dit nog onderzocht worden na verwijzing, aldus de A-G.
Wet: artikel 3.16 en 3.19 Wet IB 2001
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 23 februari 2016 (gepubliceerd 18 maart 2016), ECLI:NL:PHR:2016:108
Geef een reactie