De leeftijdsbeperking die Nederland hanteert voor de aftrek van scholingsuitgaven in de Wet inkomstenbelasting is volgens het Europese Hof gerechtvaardigd en dus niet in strijd met het EU-recht.
Een 30-plusser heeft doorgaans al de gelegenheid gehad om een opleiding te volgen en een beroepsactiviteit uit te oefenen. Diegene bevindt zich dan ook financieel in een betere positie dan schoolverlaters (jongeren onder de 30 jaar), en is in staat om minstens gedeeltelijk de financiële lasten van een nieuwe opleiding te dragen. Dit is het standpunt van de Nederlandse regering voor de maximering van de aftrek van scholingsuitgaven tot € 15.000 voor 30-plussers. Dat personen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt, hun scholingsuitgaven onder bepaalde voorwaarden wel volledig in aftrek mogen brengen, is niet in strijd met de Richtlijn 2000/78/EG. De belastingregeling gaat rekening houdend met de ruime beoordelingsmarge die de lidstaten en sociale partners op het gebied van sociaal en werkgelegenheidsbeleid toekomt, niet verder dan noodzakelijk is om het doel te bereiken. En dat is de positie van jongeren op de arbeidsmarkt te versterken. Ook zijn de middelen voor het bereiken van dit doel passend en noodzakelijk. Zo heeft het Europese Hof beslist naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Hoge Raad in een zaak waarin een man van 32 jaar € 44.057 als scholingsuitgaven in verband met een verkeersvliegersopleiding opvoerde.
Wet: artikel 6.30 Wet IB 2001 en artikelen 3, lid 1, onder b en 6 van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 november 2016, C‑548/15
Geef een reactie