Sommige houders van een aanmerkelijk belang (ab) hebben onder de Wet inkomstenbelasting 1964 nog een terugbetaling van hun gestorte kapitaal genoten. Deze terugbetaling was toen onbelast, maar verlaagde wel de verkrijgingsprijs van de ab-aandelen. Dit kan nu nog doorwerken in de berekening van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang.
Dit was ook het geval in de volgende zaak voor Hof Den Haag. Een holding had in 1996 30% van haar nominale aandelenkapitaal ‘terugbetaald’ aan haar aandeelhouders. Overigens bleef de holding haar aandeelhouders feitelijk dit bedrag schuldig. Voor de belanghebbende in deze zaak betekende deze terugbetaling dat hij een vordering op de holding verkreeg die hoger was dan het bedrag waarvoor hij destijds de aandelen had gekocht. Rond diezelfde tijd richtte de man een bv op met een nominaal en gestort kapitaal van ƒ 40.000 (€ 18.151). In 1999 verkreeg hij meer aandelen in zijn bv in ruil voor zijn aandelen in de holding (dus bij een aandelenfusie). In 2004 betaalde de bv de man een bedrag van ruim € 565.000 bij wijze van teruggaaf op gestort kapitaal. Deze betaling was belast, maar de man mocht de verkrijgingsprijs van zijn aanmerkelijk belang in zijn bv aftrekken. Zelf meende hij dat deze verkrijgingsprijs mocht verhogen met de verkrijgingsprijs van zijn aandelen in de holding. Zowel de inspecteur als het hof vond dat door de onbelaste terugbetaling van het kapitaal in 1996 de verkrijgingsprijs van het belang in de holding was verminderd tot nihil. De fiscus hoefde daarom geen hogere verkrijgingsprijs in aanmerking te nemen dan het bedrag van € 18.151.
Wet: artikelen 4.13 en 4.19 IB 2001
Meer informatie: Hof Den Haag, 26 februari 2013 (gepubliceerd 3 april 2013), LJN: BZ6147
Geef een reactie