Als bouwwerken kwalificeren als aanhorigheden van gebouwen, mag een ondernemer in beginsel deze bouwwerken niet verder afschrijven dan tot de bodemwaarde. Volgens Hof Den Bosch moet men het begrip aanhorigheid ruim opvatten voor de toepassing van deze afschrijvingsbeperking.
Een vrouw dreef samen met haar echtgenoot via een vennootschap onder firma een melkveehouderij. Het ondernemingsvermogen van de vennoten omvatte onder andere een perceel grond, een woning, een schuur, een loods en verschillende stallen. De vennoten mochten op de gebouwen niet verder afschrijven dan tot de bodemwaarde. Tot het ondernemingsvermogen behoorden ook een mestsilo, een strooiselhok, een erfverharding en enkele plaat/sleufsilo’s. Volgens de Belastingdienst zijn deze bouwwerken aanhorigheden van de gebouwen die dus ook onder de afschrijvingsbeperking vallen. De vrouw stelt dat de bouwwerken geen aanhorigheden zijn en tot de restwaarde zijn af te schrijven. Het hof haalt uit de parlementaire geschiedenis van het relevante wetsartikel dat men in deze situatie het begrip ‘gebouw’ eng, maar het begrip ‘aanhorigheid’ ruim moet opvatten. Verder is voor de term aanhorigheid beslissend of de bouwwerken behoren bij, in gebruik zijn bij en dienstbaar zijn aan de bedrijfsgebouwen. Het blijkt dat alle bouwwerken dichtbij de stallen en de andere bedrijfsgebouwen liggen. De mestsilo is zelfs via een slang verbonden met de mestputten onder de stallen. Bovendien gaat het hier om bouwwerken die normaal gesproken behoren bij een agrarisch bedrijf als dat van de vof. De bouwwerken zijn ook in gebruik bij en dienstbaar aan de stallen. Hoewel wandelaars en fietsers eveneens gebruik maken van de erfverharding, is dit gebruik ondergeschikt aan het gebruik van de erfverharding binnen de bedrijfsvoering. Voor de uitoefening van het agrarische bedrijf moeten de stallen, de silo’s, schuren en andere bedrijfsgebouwen immers bereikbaar zijn. Het hof oordeelt daarom dat de bouwwerken kwalificeren als aanhorigheden. De vrouw mag niet afzonderlijk op deze bouwwerken afschrijven. Zij mag evenmin deze bouwwerken tot de restwaarde afschrijven.
Wet: art. 3.30a, tweede en derde lid Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 2 mei 2019 (gepubliceerd 16 oktober 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:1680
Geef een reactie