Dat een exploitant van tankstations niet als ondernemer maar als privépersoon bood op huurrechten voor de levering van brandstof was volgens het hof niet aannemelijk. Gemaakte verkoopwinst van het recht was winst uit onderneming.
In deze zaak exploiteerde een man drie tankstations in de vorm van een vennootschap onder firma. In december 2005 kocht hij op een veiling van de Nederlandse Staat voor € 180.000 huurrechten (concessierechten) voor een benzinestation langs de A67. Dit huurrecht verkocht hij begin januari 2006 om niet aan een holdingvennootschap die hij had opgericht. Deze droeg het recht vervolgens over aan een nieuw opgerichte dochter. In februari van dat jaar werden de aandelen van de dochter verkocht aan een derde voor € 1.980.000. De holding betaalde de exploitant een bedrag van € 1.800.000. Volgens de man was dit voordeel onbelast, omdat hij op de veilig in privé handelde. Het hof was met de rechtbank van oordeel dat de exploitant als ondernemer in het kader van zijn onderneming naar de veiling ging en het bod uitbracht. De stelling van de man dat hij het bod ‘voor de gein’ en dus als privépersoon had gedaan vond de rechter niet aannemelijk. Zijn argument dat hij een verkeerde voorstelling van zaken had en dacht dat op de veiling exploitatierechten voor tankstations werden geveild, mocht ook niet baten. De verkoopwinst van het concessierecht van € 1.800.000 (€ 1.980.000 -/- € 180.000) werd aangemerkt als winst uit onderneming.
Wet: artikel 3.8 ev Wet IB 2001
Meer informatie: Hof ’s-Hertogenbosch, 13 februari 2014 (gepubliceerd 10 maart 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:378
Geef een reactie