Het tarief van het gekozen verrekeningsjaar is beslissend bij het vaststellen van de belastingkorting. Er kan nog een andere (voordeligere) keuze worden gemaakt zolang de beschikking belastingkorting nog niet onherroepelijk vaststaat.
Een vrouw houdt een aanmerkelijk belang (ab) in een vennootschap, en staat ook borg voor een schuld van die vennootschap aan een bank. De vennootschap is in 2016 ontbonden, waardoor zij een ab-verlies van € 138.423 boekt. In 2017 boekt zij een aanvullend ab-verlies van € 175.000 doordat de bank haar aanspreekt voor de schuld. De inspecteur stelt beide verliezen bij beschikking vast, en zet de verliezen na een tweede verzoek hiertoe in 2021 om in een belastingkorting. Hij gaat hierbij uit van een ab-tarief van 25%, de vrouw maakt hiertegen bezwaar. Zij stelt dat er van het tarief moet worden uitgegaan dat geldt bij het vaststellen van de belastingkorting (26,9% in 2021), dan wel het gewenste verrekeningsjaar (2020 met 26,25%) voor het ab-verlies over 2017.
Alleen gekozen verrekeningsjaar van belang
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het tarief van het gekozen verrekeningsjaar beslissend is voor het vaststellen van de hoogte van de belastingkorting. Uit de wettekst en wetssystematiek blijkt dat de vrouw zelf kan kiezen voor een verrekeningsjaar dat voldoet aan de eisen voor verrekening. Zij heeft in haar verzoek gekozen voor verrekening vanaf 2019, waarin het ab-tarief nog 25% was. De vrouw kan geen vertrouwen ontlenen aan de behandeling van andere belastingplichtigen, en er zijn geen expliciete uitingen van de inspecteur waaraan vertrouwen kan worden ontleend. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt ook omdat begunstigend beleid niet aannemelijk is en in de aangedragen situaties conform de wet is gehandeld. De vrouw kan echter wel op de zitting alsnog kiezen voor verrekening met de aanslag IB/PVV 2020, waardoor de belastingkorting tegen 26,25% wordt berekend. Het verrekeningsjaar kan namelijk worden gewijzigd zolang de beschikking belastingkorting nog niet onherroepelijk vaststaat. Dat de aanslag over 2020 wél al onherroepelijk is vastgesteld, maakt niet uit.
Wet: art. 2.11a, 4.12, 4.53 en 9.6 Wet IB 2001, art. 45aa Uitv reg IB 2001 en art. 30fd AWR
Geef een reactie