Heeft een pand oorspronkelijk een kantoorfunctie? Dan geldt het normale tarief voor de overdrachtsbelasting. Is de onroerende zaak door latere verbouwing naar zijn aard tot bewoning bestemd, dan geldt het verlaagde tarief van 2%. Voor het verlaagde tarief is de aard van het pand op de leveringsdatum beslissend.
Een B.V. had als doelstelling het participeren in beleggingen, onder meer in onroerende zaken. In dat kader kocht de B.V. een appartementsrecht van een onroerende zaak. De onroerende zaak was een kantoorgebouw uit 1965 dat qua techniek, installaties en energienormering was uitgevoerd conform een gebouw uit dat jaar. In de akte van levering stond als bestemming en gebruik vermeld dat de onroerende zaak een functie als kantoor- en winkelruimte had. De B.V. wilde de onroerende zaak gaan exploiteren voor te verhuren wooneenheden en had daarvoor de benodigde vergunningen gekregen van de gemeente. De inspecteur heeft aan de B.V. een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd en een vergrijpboete, omdat het pand geen woning zou zijn en dus het verlaagde tarief overdrachtsbelasting niet van toepassing was. De exploitant ging in hoger beroep.
Op verkrijgingsdatum geen woonfunctie
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat een onroerende zaak kan worden aangemerkt als een woning, waarvoor het verlaagde tarief overdrachtsbelasting geldt,als sprake is van een bouwwerk dat naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Hij verwijst hiervoor naar de arresten van 24 februari 2017, zie ook: Positieve ontwikkelingen in verlaagd tarief overdrachtsbelasting.
Om te beoordelen of aan die bestemming wordt voldaan, moet men aanknopen bij de kenmerken van het bouwwerk en aansluiting zoeken bij het doel waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd. Is sprake van een niet-woning dan kan door latere verbouwing alsnog een woning zijn ontstaan. Beslissend hiervoor is de aard van de onroerende zaak op het moment van verkrijging. Het hof komt tot de slotsom dat de aard van de onroerende zaak niet is gewijzigd en dat het een kantoor- en winkelfunctie had ten tijde van de verkrijging. Het hof handhaafde de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en de vergrijpboete van 50%.
Wet: artikel 14 Wet op belastingen van rechtsverkeer en artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden 27 juni 2017 (gepubliceerd op 28 juli 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:5323
Geef een reactie