Bij een aanslagbiljet is de tenaamstelling een essentieel onderdeel. Een onjuiste tenaamstelling kan dan niet leiden tot een belastingverplichting. Maar deze jurisprudentie van de Hoge Raad geldt niet voor andere beschikkingen als geen misverstand kan bestaan over voor wie de beschikking is bestemd, zo oordeelde Hof-Arnhem Leeuwarden.
Naar aanleiding van een publicatie in een tijdschrift over een contant bedrag van € 1,5 miljoen dat een man zou hebben ontvangen, won de inspecteur inlichtingen in. De vraag of de man persoonlijk een rekening in Liechtenstein bezat, werd ontkend. Wel zou een vehikel een rekening bezitten, maar dat was volgens de man al jaren bekend bij de overheid. Hij stuurde een kopie van een vonnis mee van een strafrechter in Liechtenstein (zie ook Fiscus mag vonnis rechtshulpverzoek gebruiken). Het vonnis was aanleiding voor de fiscus om nadere vragen te stellen, over de betrokkenheid van de man bij het vehikel. Toen hierop geen reactie kwam, stelde de inspecteur een informatiebeschikking vast.
Onjuiste tenaamstelling
Omdat deze informatiebeschikking op naam van de gemachtigde van de man stond, meende de man dat deze moest worden vernietigd wegens onjuiste tenaamstelling. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gaf echter aan dat de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake de (onjuiste) tenaamstelling van aanslagbiljetten niet zonder meer van toepassing is op andere door de inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikkingen. Volgens het hof kon er redelijkerwijs geen misverstand bestaan over het feit dat de informatiebeschikking ten aanzien van de man was genomen, mede gelet op de briefwisseling die eraan vooraf was gegaan. De man moest alsnog binnen zes weken voldoen aan de in de informatiebeschikking gestelde vragen en verzoeken.
Wet: artikel 47 AWR
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 mei 2014 (gepubliceerd 30 mei 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:4211
Geef een reactie