Op verzoek van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft staatssecretaris Weekers in memorie van antwoord bij het Belastingplan 2013 de werking van de aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente nader toegelicht met een voorbeeld.
Lees voor meer informatie over de aftrekbeperking van de bovenmatige deelnemingsrente het verdiepingsartikel ‘Staatssecretaris wil Bosal-gat dichten’.
Download het Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente om de besproken artikelen 6 en 7 te raadplegen.
Uitgangspunten
Eind 2012 heeft vennootschap M bv de aandelen gekocht in vennootschap D bv van een derde voor 1000. M bv heeft geen andere vermogensbestanddelen. M bv en D bv vormen een fiscale eenheid met ingang van 1 januari 2013. D bv heeft in 2008 twee deelnemingen gekocht: KD 1 Inc voor 500 en KD 2 Inc voor 100. KD 1 Inc is een werkmaatschappij. De verwerving van deze aandelen betreft voor 100% een uitbreidingsinvestering in de zin van artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969. KD 2 Inc daarentegen is een beleggingsdochter. De verwerving van deze deelneming betreft geen uitbreidingsinvestering in de zin van artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969.
De fiscale balans van M bv ziet er op 1 januari 2013 als volgt uit:
Deelneming D bv | 1000 | Eigen vermogen | 200 |
Vreemd vermogen | 800 | ||
1000 | 1000 |
De fiscale balans van D bv op 1 januari 2013 ziet er als volgt uit:
Deelneming KD 1 Inc | 500 | Eigen vermogen | 300 |
Deelneming KD 2 Inc | 100 | Vreemd vermogen | 300 |
600 | 600 |
Na de voeging ziet de geconsolideerde fiscale balans van de fiscale eenheid van M bv met D bv op 1 januari 2013 er als volgt uit:
Deelneming KD 1 Inc | 500 | Eigen vermogen | -500 | |
Deelneming KD 2 Inc | 100 | Vreemd vermogen | 800 | |
300 | 1100 | |||
600 | 600 |
Op basis van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, van het conceptbesluit wordt bij M bv de verkrijgingsprijs van de aandelen KD 1 Inc en KD 2 Inc gesteld op een evenredig deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in D bv. Gegeven de door de NOB gestelde aanname dat het verschil van 400 tussen de aankoopprijs die M bv heeft betaald voor de aandelen in D bv (1000) en de fiscale boekwaarde van de deelnemingen van D bv (totaal 600) voor 350 kan worden toegerekend aan KD 1 Inc en voor 50 aan KD 2 Inc, bedragen de verkrijgingsprijs van de aandelen KD 1 Inc en KD 2 Inc respectievelijk 850 en 150. De balans voor de berekening van de aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente ziet er dan als volgt uit:
Deelneming KD 1 Inc | 850 | Eigen vermogen | -100 | |
Deelneming KD 2 Inc | 150 | Vreemd vermogen | 800 | |
300 | 1100 | |||
1000 | 1000 |
Voor de bepaling van het kwalificerende deel van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen in KD 1 Inc en KD 2 Inc is – ingevolge artikel 6, eerste lid, tweede volzin, van het conceptbesluit – artikel 4 van het conceptbesluit van overeenkomstige toepassing. Door de overeenkomstige toepassing van artikel 4 van het conceptbesluit zijn, naast de vraag of er bij eerste verkrijging van de aandelen sprake was van een uitbreidingsinvestering, twee factoren relevant voor de vraag in hoeverre de verkrijgingsprijs van de aandelen KD 1 Inc (850) en KD 2 Inc (150) als kwalificerend voor artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969 kan worden aangemerkt. Ten eerste moet worden beoordeeld in hoeverre KD 1 Inc en KD 2 Inc operationele activiteiten verrichten op het moment van voeging van D bv in de fiscale eenheid met M bv. Daarnaast moet worden beoordeeld of op dat moment deelneming D bv voor een groter deel met geldleningen is gefinancierd dan het geval was bij de eerste verkrijging. Aangezien er met betrekking tot de financiering na de eerste verkrijging niets is gewijzigd, wordt van de verkrijgingsprijs van de aandelen KD 1 Inc (850) en KD 2 Inc (150) dan respectievelijk 850 en 0 als kwalificerend voor artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969 aangemerkt.
Uitwerking artikel 13l van de Wet Vpb 1969
Voor de toepassing van artikel 13l van de Wet Vpb 1969 blijft de verkrijgingsprijs van KD 1 Inc ingevolge artikel 13l, vijfde lid, van de Wet Vpb 1969 buiten aanmerking. De verkrijgingsprijs van deelneming KD 2 Inc (150) verminderd met het eigen vermogen (-/- 100) bedraagt 250.11 De deelnemingsschuld bedraagt echter ten hoogste de verkrijgingsprijs van deelneming KD 2 Inc, dus 150. De beperking van de renteaftrek bedraagt dan 150/1100 x de rente over 1100.12 Het door de NOB berekende bedrag kan worden bevestigd.
Uitwerking artikel 15ad van de Wet Vpb 1969
Voor de toepassing van het tweede lid, tweede gedeelte, van artikel 15ad van de Wet Vpb 1969 wordt het bovenmatig deel van de overnameschuld als volgt berekend.13 Het bedrag van de overnameschuld bedraagt 800. Dit bedrag wordt afgezet tegen 60% van de verkrijgingsprijs van het belang in D bv; dus 60% van 1000 is 600. Het bovenmatig deel van de overnameschuld bedraagt dan 200 (zijnde 800 verminderd met 600). De niet aftrekbare overnamerente zou dan 200/800 x de rente over 800 bedragen. Dit bedrag komt overeen met de door de NOB berekende rente over 200. De door de NOB berekende vermindering van deze beperking op grond van artikel 7 van het conceptbesluit in verband met de samenloop met de aftrekbeperking deelnemingsrente is echter niet juist. Ingevolge artikel 15ad, negende lid, van de Wet Vpb 1969 en artikel 7 van het conceptbesluit wordt het deel van de beperking van het teveel aan overnamerente dat buiten aanmerking blijft, bepaald naar evenredigheid van het deel van de verkrijgingsprijs van de aandelen in D bv (1000) dat toerekenbaar is aan deelneming KD 2 Inc. De bij de fiscale eenheid berekende aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente is immers slechts gebaseerd op een beperkt deel van de overnameschuld, te weten enkel voor zover toerekenbaar aan de verkrijgingsprijs van KD 2 Inc ten bedrage van 150. De niet aftrekbare overnamerente wordt daarom voor 150/1000e deel verminderd, en bedraagt uiteindelijk (850/1000) x (200/800) x de rente over de schuld van 800.
Meer informatie: Memorie van Antwoord BP2013 OFM2013
Geef een reactie