Als een btw-ondernemer een lopende autonome economische activiteit heeft, kan deze worden overgedragen als algemeenheid van goed. De belastingrechter mag echter niet veronderstellen dat dit ook is gebeurd. Hij zal verder moeten onderzoeken of een overdracht heeft plaatsgevonden. Dit blijkt uit de volgende zaak voor de Hoge Raad.
Eind 2006 had een leverancier van caravans bij een bv die handelde in nieuwe en gebruikte caravans de voorraad nieuwe caravans teruggenomen. De bv moest bovendien alle gebruikte caravans verkopen, waarbij de laatste dertig werden verkocht op 26 januari 2007. Op 31 januari 2007 sloot de bv een overeenkomst met een andere bv die handelde in nieuwe en gebruikte caravans. Die andere bv zou het resterende caravanbedrijf overnemen. Beide bv’s pasten de globalisatieregeling toe. De overnemende bv stelde dat zij het negatieve jaarsaldo van de overdragende bv mocht verrekenen met haar eigen positieve saldo. Dit zou haar een btw-teruggaaf opleveren van € 26.900. De inspecteur stelde dat geen algemeenheid van goederen was overgegaan, omdat de overdragende bv op 31 januari 2007 geen onderneming meer zou drijven. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat nog wel sprake was van een btw-onderneming, zodat wel sprake was van een overdracht van een algemeenheid van goederen. De Hoge Raad vond dit oordeel te kort door de bocht. Dat de onderneming van de ene bv niet was geëindigd, betekende niet automatisch dat de andere bv de onderneming had overgenomen. Het hof had eerst moeten onderzoeken of men met het geheel van de overgenomen onderdelen een autonome economische activiteit had kunnen voortzetten. De Hoge Raad verwees de zaak daarom door naar Hof Den Bosch om dit alsnog te doen.
Wet: artikelen 28d en 37d Wet OB 1968
Beschikking: artikel 4c, achtste lid Uitv.besch. OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:552
Geef een reactie