Artikel 15ag van de Wet Vpb is ook bedoeld voor een geval waarin de fiscale eenheid is beëindigd door de liquidatie van de enige dochtervennootschap.
Dit oordeelde de Hoge Raad in navolging op de conclusie van A-G Wattel inzake winstsplitsing bij de voormalige moeder na beëindiging van de fiscale eenheid door liquidatie van de dochter. De verrekening van voorvoegingsverliezen van de moedermaatschappij tijdens de fiscale eenheid is beperkt door artikel 15ae Wet Vpb. Volgens de Hoge Raad past het in het systeem van deze regeling dat deze beperking wordt voortgezet na een beëindiging van de fiscale eenheid, wat de wetgever wilde zekerstellen door invoering van artikel 15ag van de Wet Vpb. Een andere uitleg zou het ongerijmde gevolg meebrengen dat de ontbinding en vereffening van de enige dochtermaatschappij kan leiden tot een ruimere mogelijkheid om voorvoegingsverliezen te verrekenen dan de mogelijkheden die bestonden vóór de beëindiging van de fiscale eenheid. Onder de omschrijving ‘vanaf het ontvoegingstijdstip van de moedermaatschappij’ in artikel 15ag, moet worden verstaan ‘vanaf de beëindiging van de fiscale eenheid ten aanzien van de moedermaatschappij’. De eerdere uitspraak van Rechtbank Den Haag kon daarom niet in stand blijven.
Wet: artikel 15aa, 15ae en 15ag Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3226
Geef een reactie