Bij de berekening van loonheffingen over een loontijdvak mag men nog geen rekening houden met een voorwaardelijk overeengekomen eigen bijdrage voor het privégebruik auto van de zaak.
Een man was in de jaren 2006 en 2007 dienst geweest bij een holding-bv. Deze bv stelde haar werknemer een auto van de zaak ter beschikking. De werknemer vroeg bij de fiscus een Verklaring geen privégebruik aan. Ook kwam hij met zijn werkgever overeen dat hij een eigen bijdrage zou betalen als er toch een bijtelling zou moeten plaatsvinden. In 2008 meende de inspecteur dat toch sprake was privégebruik van de auto van de zaak. Toen de man geen goede rittenadministratie kon overleggen, kreeg hij een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd. Daarbij weigerde de inspecteur een aftrek van de eigen bijdrage. De Hoge Raad vond dit terecht, omdat de eigen bijdrage pas in 2009 via de rekening-courant was verrekend. De eigen bijdrage was in de loontijdvakken waarover werd nageheven nog niet onvoorwaardelijk verschuldigd.
Wet: artikel 13bis, negende lid Wet LB 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:31
Geef een reactie