Vorming van een voorziening voor aan een werknemer in de toekomst te betalen transitievergoeding vanwege ontslag van een werknemer is mogelijk als is voldaan aan de voorwaarden uit het Baksteenarrest.
Volgens de ondernemer bracht de huidige maatschappelijke ontwikkeling met zich dat werknemers niet meer hun hele leven bij dezelfde werkgever zouden zijn. Er moest daarom rekening mee worden gehouden dat bepaalde werknemers de werkgever vroegtijdig zouden verlaten. Om die reden had de werkgever een voorziening ‘Transitievergoeding’ gevormd.
Baksteenarrest
In geschil bij Rechtbank Noord-Nederland is of de werkgever de voorziening terecht heeft gevormd.
De rechtbank herhaalt de drie voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voor het vormen van een passiefpost uit het Baksteenarrest (ECLI:NL:HR:1998:AA2555):
- De toekomstige uitgaven moeten hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden, die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan.
- Die uitgaven moeten ook toerekenbaar zijn aan die periode, en
- Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat die uitgaven zich ook zullen voordoen.
Tijdens de zitting verklaarde de werkgever evenwel dat op balansdatum geen redelijke mate van zekerheid bestond dat bepaalde werknemers eiser als werkgever onvrijwillig zouden moeten verlaten. Er is volgens de rechtbank dan ook niet voldaan aan de derde voorwaarde uit het Baksteenarrest. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur vorming van de voorziening daarom terecht heeft geweigerd.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001 en art. 7:673 BW
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 2 april 2019 (gepubliceerd 29 april 2019), ECLI:NL:RBNNE:2019:1300
Geef een reactie