Heeft u een openstaande belastingschuld en heeft u recht op een belastingteruggave? Dan kunt u onder voorwaarden uitstel van betaling krijgen voor de openstaande schuld en de Belastingdienst vragen deze openstaande schuld te verrekenen met uw belastingteruggave. U moet hiervoor wel een verzoek indienen bij de Belastingdienst en niet zelfstandig tot verrekening overgaan.
Een B.V. had over september 2013 aangifte gedaan en verzocht om een teruggave omzetbelasting. In oktober 2015 deed de B.V. aangifte van een te betalen bedrag aan omzetbelasting. De B.V. gaf schriftelijk door zelf tot verrekening over te gaan van de verschuldigde omzetbelasting en te betalen boeten en aanmaningskosten met teruggaven omzetbelasting en te ontvangen griffierecht uit procedures tegen de Belastingdienst. Vervolgens kreeg de B.V. een naheffingsaanslag omzetbelasting en een verzuimboete.
Iets te voortvarend
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden was of de verzuimboete terecht was opgelegd. Zie over deze zaak ook: ‘Verreken btw niet zelf’. Het hof oordeelde een belastingplichtige voor een openstaande belastingschuld kan verzoeken om uitstel van betaling in afwachting van verrekening met een belastingteruggaaf. Een brief waarin een belastingplichtige meedeelt aan de Belastingdienst zelfstandig tot verrekening van diverse bedragen te zijn overgegaan en daarmee de openstaande schuld heeft betaald, is geen verzoek zoals hiervoor bedoeld. Ook had de B.V. geen machtiging aan de ontvanger verstrekt om de teruggave omzetbelasting te gebruiken voor betaling van de verschuldigde omzetbelasting. Daarbij had de B.V. ook nog eens bedragen verrekend die de Belastingdienst nog niet had geformaliseerd in aanslagen en zelf rente en kosten berekend voor aanmaningen en te late betalingen. Het hof oordeelde dat die handelwijze door de B.V. niet pleitbaar was en evenmin afwezigheid van alle schuld voor haar opleverde. Het hof vond de verzuimboete van € 57 passend en geboden. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof zonder nadere motivering bevestigd.
Wet: art. 19 lid 2 AWR
Meer informatie: Hoge Raad 15 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:230
Geef een reactie