Er mag geen inkomstenbelasting worden geheven over het pensioen van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie. Maar het EU-pensioen mag wel worden betrokken bij de vraag of recht bestaat op de inmiddels afgeschafte ouderentoeslag (verhoging van het heffingsvrije vermogen). Zo besliste Rechtbank Den Haag.
Volgens de Nederlandse fiscus had de gepensioneerde in deze zaak geen recht op de ouderentoeslag, omdat zijn inkomen uit werk inclusief zijn EU-pensioen meer bedroeg dan het drempelbedrag. De rechtbank was het met de gepensioneerde eens dat het EU-pensioen op grond van Europese regeling en jurisprudentie vrijgesteld is van nationale belastingen. Ook komt een dergelijke gepensioneerde, mits hij voldoet aan de voorwaarden van een belastingregeling in aanmerking voor elk belastingvoordeel waarop andere belastingplichtigen recht hebben. Aan de toekenning van het belastingvoordeel in de vorm van een verhoging van het heffingvrije vermogen is echter de voorwaarde verbonden dat de belastingplichtige geen of slechts geringe inkomsten uit werk en woning geniet. Bij hogere inkomsten wordt dit voordeel niet toegekend. Met de financiële draagkracht wordt dus uitsluitend rekening gehouden bij het verlenen van het belastingvoordeel en zij vormt niet het eigenlijke voorwerp van belastingheffing. Dit bracht de rechtbank tot het oordeel dat de inspecteur het EU-pensioen terecht had betrokken bij de toets of recht bestond op de ouderentoeslag.
Let op!
De ouderentoeslag is per 1 januari 2016 komen te vervallen.
Wet: artikel 5.6 Wet IB 2001 (oud)
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 6 oktober 2016 (gepubliceerd op 15 november 2016), ECLI:NL:RBDHA:2016:13238
Geef een reactie