Een dividendbelastingschuld is een zelfstandige uit de wet voortvloeiende schuld van de vennootschap. De vrijval hiervan leidt volgens de Hoge Raad tot een belaste vermogensvermeerdering.
Bij het bepalen van de belastbare winst, komen uitdelingen van de winst niet in aftrek. Dit geldt ook voor de vermogensvermeerdering als gevolg van het vrijvallen van de dividendbelastingschuld. Dit bedrag is een zelfstandige schuld van de vennootschap die voortvloeit uit de wet. De behandeling van de vrijval hiervan is niet anders dan de vrijval van een andere schuld. Dit oordeelde de Hoge Raad in een zaak waarin de fiscus de nooit afgedragen dividendbelasting als belastbare winst voor de vennootschapsbelasting aanmerkte. Volgens de vennootschap was dit onterecht. De rechter gaf aan dat de schuld los stond van het vennootschappelijke verkeer tussen de vennootschap en haar aandeelhouder. De inspecteur rekende de vermogensvermeerdering als gevolg van het vrijvallen van de dividendbelastingschuld terecht tot de winst. Uit de Wet vpb of de redelijkheid volgde niet dat de vrijval fiscaal anders moest worden behandeld.
Wet: artikel 8 en 10 Wet Vpb, artikel 3.8 Wet IB 2011
Meer informatie: Hoge Raad 8 maart 2013, LJN: BX9148
Geef een reactie