Een overdracht van aandelen in een lichaam met een herinvesteringsreserve (HIR) kan leiden tot een vrijval van die HIR. Een tijdige herinvestering kan dit voorkomen. Maar let op, alleen het sluiten van een koopovereenkomst is niet genoeg.
Voordat sprake kan zijn van een herinvestering moet het lichaam de juridische of economische eigendom van een vervangend bedrijfsmiddel verkrijgen. In een zaak voor Rechtbank-Zeeland-West-Brabant vormde een holding een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met onder andere haar dochter-, kleindochter- en achterkleindochtermaatschappij. Op 24 december 2004 werd het belang in de kleindochter en de achterkleindochter verkocht. Volgens de fiscus hadden deze maatschappijen nog herinvesteringsreserves die moesten vrijvallen. De fiscale eenheid wees erop dat op 21 december 2004 overeenkomsten waren gesloten voor de aankoop van vervangende bedrijfsmiddelen. De rechtbank oordeelde echter dat daarmee de economische eigendom niet was overgegaan. De bedrijfsmiddelen kwamen pas bij de juridische levering voor rekening en risico van de maatschappijen. Afboeking op de HIR was daarom niet mogelijk. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat de HIR door de aandelentransactie vrijviel in de winst van de fiscale eenheid vlak voordat de ontvoeging had plaatsgevonden. Zou de fiscale eenheid op het moment van de ontvoeging een HIR hebben gehad, dan had de fiscus bij de ontvoeging de HIR moeten toebedelen aan de kleindochter en de achterkleindochter. Zij hadden immers de bedrijfsmiddelen vervreemd waarvoor de HIR was gevormd.
Wet: artikelen 12a en 15aj, eerste lid en vierde lid, onderdeel b Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 december 2013 (gepubliceerd 24 januari 2014), ECLI:NL:RBZWB:2013:9568
Geef een reactie