De fiscus kan soms het resultaat van de vrijval van een optieverplichting belasten als resultaat uit terbeschikkingstelling. Dit resultaat wordt dan in zijn geheel toegerekend aan degene die bestuursbevoegd is ten aanzien van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel.
Hof Den Haag kwam tot dit oordeel in een zaak waarin een dga een pand ter beschikking stelde aan een bv waarin hij een (middellijk) aanmerkelijk belang had, en die tegelijkertijd een koopoptie verleende aan zijn eigen bv. De bv zou daarmee het recht verkrijgen om het belang van de dga in een maatschap te kopen. De optietermijn was echter ongebruikt verstreken, zodat de optie belast moest vrijvallen in de winst. Volgens het hof had de dga de optieverplichting voor een bedrag gelijk aan de optiepremie als schuld in aanmerking moeten nemen op zijn terbeschikkingsstellingsbalans. Dit bedrag moest vervolgens door het ongebruikt verstrijken van de optietermijn vrijvallen ten gunste van het terbeschikkingstellingsresultaat. De fiscus was in eerste instantie uitgegaan van 50% van het bedrag voor de optieverplichting, omdat de dga gehuwd was in gemeenschap van goederen. Het hof vernietigde de aanslag die de inspecteur aan de echtgenote van de dga had opgelegd. Het resultaat van de vrijval van de optieverplichting moest volgens het hof geheel aan de dga worden toegerekend, omdat hij bestuursbevoegd was ten aanzien van het pand.
Wet: artikel 3.92 lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 april 2013 (gepubliceerd op 2013), LJN: BZ8463
Geef een reactie