De Belastingdienst merkt het afzien van een vrijwilligersvergoeding alleen aan als een aftrekbare gift in de inkomstenbelasting als de vrijwilliger de uitbetaling van de vergoeding kon afdwingen. Als een organisatie pas achteraf verklaart dat de vrijwilliger recht had op een vergoeding maar daarvan heeft afgezien, vormt dit volgens Hof Den Haag geen geldig bewijs.
Werknemersbegrip
De Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) merkt een natuurlijk persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat aan als werknemer. Wie inkomen uit een vroegere dienstbetrekking of inkomen uit een bestaande dienstbetrekking van een ander geniet, telt ook als werknemer.
Vrijwilligers
Vrijwilligers worden echter voor de loonbelasting niet aangemerkt als werknemer mits zij uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen met een waarde van hooguit € 150 per maand en maximaal € 1.500 per kalenderjaar. Fiscaal gezien is sprake van een vrijwilliger als een persoon die niet ‘bij wijze van beroep’ werkt voor een van de volgende organisaties:
- een algemeen nut beogende instelling (anbi);
- een sportorganisatie; of
- een andere organisatie mits deze niet is onderworpen aan vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld.
Vergoeding per uur
Als de werkgever binnen de maximumbedragen van € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar een vergoeding of verstrekking per uur betaalt, ziet de Belastingdienst een uurvergoeding van maximaal € 4,50 als een vrijwilligersvergoeding. Als de vrijwilliger jonger is dan 23 jaar, mag de uurvergoeding hooguit € 2,50 bedragen. Is sprake van een vrijwilligersvergoeding, dan hoeft de organisatie over die bedragen geen loonheffingen in te houden en af te dragen. Men hoeft dan evenmin een urenadministratie bij te houden met betrekking tot het vrijwilligerswerk.
Marktconforme vergoeding
De organisatie zal ook moeten toetsen of de vrijwilligersvergoeding marktconform is. Als de vergoeding marktconform is en de vrijwilliger is aan te merken als werknemer, gelden de normale regels voor de loonheffingen.
Afzien van vergoeding
De vrijwilliger kan ervoor kiezen om af te zien van zijn vrijwilligersvergoeding. Het afzien van een vrijwilligersvergoeding vormt een aftrekbare gift voor de vrijwilliger als:
- de instelling een verklaring heeft afgegeven dat de vrijwilliger zich ook heeft ingezet als vrijwilliger voor de loonbelasting;
- de vrijwilliger aanspraak kan maken op de in de verklaring genoemde vergoeding;
- de instelling zowel bereid als in staat is de vrijwilligersvergoeding uit te keren; en
- de vrijwilliger de vrijheid heeft om te beschikken over de vergoeding.
Bewijslast
Omdat giften een aftrekpost zijn, zal de vrijwilliger moeten bewijzen dat is voldaan aan de voorwaarden voor aftrek. In de praktijk blijkt de feitelijke toekenning en het kunnen beschikken over de vergoeding wel eens tot problemen te leiden. In een zaak voor Hof Den Haag had een man in 2012 als vrijwilliger gewerkt voor twee anbi’s. Beide anbi’s gaven een brief af waarin stond dat de man voor zijn werkzaamheden aanspraak kon maken op een vergoeding van € 1.500 per jaar, maar daarvan had afgezien. Mocht de fiscus dit als onvoldoende bewijs zien, dan zouden zij de vergoeding jaarlijks uitbetalen zodat de vrijwilliger het als gift kon terugstorten.
Samenhang tussen toekenning en afzien
Toch vond het hof deze brieven niet overtuigend. Daarbij speelde een grote rol dat de brieven dateerden van 2014. Het hof concludeerde dat de toekenning van de vrijwilligersvergoeding en het afzien van deze vergoeding in onderlinge samenhang en gelijktijdig hadden plaatsgevonden. Volgens het hof bleek hieruit niet dat de anbi’s werkelijk de vergoeding hadden willen betalen. De brieven bewezen evenmin dat de vrijwilliger vrijelijk over deze bedragen kon beschikken. De inspecteur had de giftenaftrek van € 3.000 terecht geweigerd.
Wet: artikel 2, zesde lid Wet LB 1964 en artikel 6.36, eerste lid Wet IB 2001
Meer informatie: Hof Den Haag, 6 april 2016 (gepubliceerd 26 mei 2016), ECLI:NL:GHDHA:2016:1490
Geef een reactie