Een gereedschapskist die nagelvast aan een auto is bevestigd, maakt niet dat de auto uitsluitend is ingericht voor goederenvervoer. Dat een auto daarnaast van binnen sterk vervuild is en stinkt, verandert hier niets aan.
Dit oordeelde de rechter in een zaak die was aangespannen door een vennoot aan wie de fiscus navorderingsaanslagen oplegde in verband privégebruik van een auto. Tot het ondernemingsvermogen van de vof hoorde een terreinauto met vierwielaandrijving. De Landrover had een bestuurdersstoel en bijrijdersplaats met daarachter een halfhoog schot. Aan de laadvloer was een gereedschapskist bevestigd. Volgens de inspecteur was sprake van een bestelauto die de vennoot voor privédoeleinden ter beschikking stond. De vennoot vond onttrekking vanwege privégebruik niet op zijn plaats omdat de Landrover volgens hem door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt was voor goederenvervoer. Hof Arnhem-Leeuwarden was het niet met de vennoot eens. De auto had het uiterlijk van een normale terreinwagen en miste kenmerken die erop wezen dat hij alleen geschikt was voor goederenvervoer. Verder was deze goed geschikt voor personenvervoer door de geringe omvang van de auto. Daarbij had de man geen rittenadministratie bijgehouden en toonde niet overtuigend aan dat hij de Landrover voor minder dan 500 kilometer privé had gebruikt. Een verklaring van hemzelf en de werknemers van de vof sloten privégebruik ook niet uit. De inspecteur had terecht de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen.
Wet: artikel 3.20 Wet IB2001, artikel 3 Wet BPM
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27 november 2011 (gepubliceerd op 2 december 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:9035
Geef een reactie