Het is aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat hij moet afwijken van de ingediende aangifte successierecht. Bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kreeg de inspecteur het bewijs rond rondom de waarde van geërfde aandelen. Hij had daarbij hulp van de aangifte Vpb die de bv had ingediend over het betreffende jaar.
Toen de drie kinderen en de vader van hun overleden moeder /echtgenote de helft van de aandelen in een ‘geldzak-bv’ erfden (waarin alleen vorderingen en banktegoeden als activa werden aangehouden), gaven zij in de aangifte successierecht een waarde voor de aandelen op van 50% van € 325.606. De inspecteur week echter af van deze aangifte en meende dat de verkregen aandelen een waarde hadden van 50% van € 831.180. Hij ging daarbij uit van de (in eerste instantie) door de bv ingediende aangifte vennootschapsbelasting over het desbetreffende jaar. Daarin vermelde de bv een eigen vermogen van € 831.180. De bv diende daarna nog een herziene aangifte Vpb in met een eigen vermogen van € 325.605, maar kon deze wijziging niet voldoende toelichten. De erfgenamen gaven aan dat het kwam door een terugbetaling van kapitaal van de bv aan de vader, maar dit konden zij niet aannemelijk maken. De inspecteur kreeg dus gelijk van het hof.
Wet: artikel 21, eerste lid SW 1956 (tekst 2009)
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 september 2013 (gepubliceerd 18 september 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:6664
Geef een reactie