Wanneer is sprake van btw-vrijgestelde verhuur van ramen of van btw-belast gelegenheid geven van prostitutie? De Hoge Raad heeft in drie uitspraken over het exploiteren van seksinrichtingen meer duidelijkheid gegeven over de btw-aspecten hiervan.
In de drie arresten was in geschil of voor de omzetbelasting sprake is van het geven van gelegenheid tot prostitutie (belast met btw) of van verhuur van onroerende goed (btw-vrijgesteld). Het ging om belanghebbenden die beschikten over een gemeentelijke vergunning voor het exploiteren van seksinrichtingen. De Hoge Raad gaf aan dat als zo’n exploitatievergunning aanwezig is, ervan uit moet worden gegaan dat de vergunninghouder zich bij de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteit houdt aan de voorwaarden van de vergunning. Als deze voorwaarden ook bepaalde werkzaamheden in het belang van die prostituee (zoals toezicht houden en veiligheid van prostituee en klant garanderen) omvatten, maken deze deel uit van de dienst en moet hiermee bij de karakterisering van de prestatie rekening worden gehouden. Het gaat dan niet meer enkel en alleen over de passieve activiteit van terbeschikkingstelling van onroerende zaken.
Oordelen Hoge Raad
In de eerste zaak (ECLI:NL:HR:2013:1440) had het hof bij zijn beslissing dat de verhuur van de kamers niet was vrijgesteld van btw de werkzaamheden van de beheerder mogelijk onterecht aan de belanghebbende bv toegerekend. Onduidelijk was wie de bijkomende prestaties tegenover de prostituees verrichtte. De Hoge Raad verwees de zaak naar het hof.
In een andere zaak (ECLI:NL:HR:2013:1438) oordeelde de Hoge Raad dat de aanvullende werkzaamheden alleen buiten beschouwing konden worden gehouden als een beheerder deze werkzaamheden uitsluitend verrichtte op grond van een overeenkomst die hij met de prostituees had gesloten. Dat werd onvoldoende duidelijk in deze zaak, dus volgde ook verwijzing naar het hof.
In de derde zaak (ECLI:NL:HR:2013:1489) stond vast dat de bv zich niet had gehouden aan de voorwaarden die in de vergunning stonden. Er hoefde geen rekening te worden gehouden met de exploitatievergunning. De activiteiten van de bv waren aan te merken als vrijgestelde verhuur en niet als het gelegenheid geven tot prostitutie.
Wet: art. 11, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Bron: Hoge Raad, 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1440, ECLI:NL:HR:2013:1438, ECLI:NL:HR:2013:1489
Geef een reactie