Een vruchtgebruik op een woning dat door overlijden eindigt, vererft niet. Om te voorkomen dat geen erfbelasting hierover kan worden geheven, is artikel 10 SW ingevoerd. Maar in welke concrete situatie geldt dit artikel?
De staatssecretaris van Financiën geeft in antwoord op Kamervragen voor verschillende situaties aan of artikel 10 SW van toepassing is. Hij schetst bijvoorbeeld de volgende situatie. Een ouder koopt het vruchtgebruik van een woning van zijn kind. Een paar jaar later overlijdt de ouder. Artikel 10 SW is dan van toepassing. De Belastingdienst heft erfbelasting over de waarde van de woning op dat moment. Stel die is € 120.000. Het kind mag dit bedrag verminderen met de opoffering voor de bloot eigendom verbonden aan het tijdstip waarop het vruchtgebruik is gekocht plus 6% rente daarover. Stel de waarde van de woning op het moment van overdracht was € 100.000, het vruchtgebruik € 30.000 en de rente € 37.800. De totale vermindering bedraagt dan € 107.800 en de fictieve erfrechtelijke verkrijging € 12.200, tenzij de overgangsregeling wordt toegepast.
Wet: artikel 10 SW 1956
Meer informatie: ministerie van Financiën, 14 november 2011, DGB/2011/6811U
Geef een reactie