Als iemand gedurende een deel van het jaar ook in het buitenland werkt en daar woont, is hij in beginsel niet heel het jaar inwoner van Nederland.
Een man werkte met ingang van het jaar 2012 als statutair bestuurder van een bedrijf. Hij leverde zijn diensten in het kader van een overeenkomst van opdracht. Hij kreeg voor zijn werkzaamheden als bestuurder een managementvergoeding van het bedrijf. Daarnaast werkte de man op grond van een arbeidsovereenkomst als Chief Financial Officer (CFO) voor een dochtervennootschap van het bedrijf. Deze dochtervennootschap betaalde hem zijn salaris uit. Naast deze arbeidsbeloning kreeg de man zogeheten Restricted Stock Units (RSU’s) uitgereikt. Bij het aangaan van de overeenkomsten was de verwachting dat de man ongeveer 80% van de werkweek zou werken voor de dochtervennootschap en groepsmaatschappijen. De resterende 20% zou hij besteden aan zijn werk als bestuurder. De man beloofde dat hij jaarlijks een substantieel deel van de eerdergenoemde 20% zou werken voor het bedrijf in Nederland.
Verhuizing naar Nederland
In 2014 verplaatste het bedrijf zijn hoofdkantoor naar Nederland. Daarvoor was het bedrijf een ruling overeengekomen met de Nederlandse fiscus. De man verhuisde op 18 april 2016 van de oude vestigingsplaats van het bedrijf naar Nederland. Tot zijn immigratie naar Nederland had hij van de dochtervennootschap in totaal € 931.427,29 ontvangen. Tussen de man en de Belastingdienst ontstond een geschil over twee punten. Ten eerste was de vraag of men de man heel 2016 moest aanmerken als inwoner van Nederland. Een andere vraag was of Nederland inkomstenbelasting mocht heffen over de inkomsten die de man had genoten van de dochtervennootschap vóór 18 april 2016. De inspecteur beantwoordde beide vragen uiteindelijk bevestigend.
Niet heel het jaar binnenlands belastingplichtig
De Belastingdienst stelt dat de man al vóór zijn verhuizing een duurzame band met Nederland onderhield. Zo had hij de Nederlandse nationaliteit en stond hem een huis ter beschikking in Nederland. Ook had de man een verzekering en een auto in Nederland. Ten slotte woonden zijn kinderen uit een eerder huwelijk in Nederland. Maar deze omstandigheden overtuigen Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet. Vóór zijn immigratie werkte de man ook in de vestigingsplaats van het bedrijf en daar woonde hij ook. De woning in Nederland was eigendom van zijn echtgenote, maar zij woonde daar zelf niet. Zij was evenmin meeverhuisd. Bovendien bevat het dossier alleen maar de aankoopfactuur van een auto in 2016. Dat de kinderen uit een eerder huwelijk in Nederland wonen, betekent niet dat de man heel 2016 in Nederland woont. Verder mag Nederland geen inkomstenbelasting heffen over het salaris dat de man vóór 18 april 2016 als CFO heeft genoten.
Wet: art. 4 AWR
Geef een reactie