Een bv die ten tijde van een dividenduitkering voor de toepassing van de BKR inwoner was van zowel Nederland als Curaçao moest toch dividendbelasting afdragen in Nederland. De Nederlandse fiscus wist namelijk aannemelijk te maken dat de werkelijke leiding naar Curaçao was verplaatst om de heffing van dividendbelasting onmogelijk te maken.
Als een naar Nederlands recht opgericht lichaam voor de toepassing van de BKR inwoner is van zowel Nederland als Curaçao, wordt deze geacht inwoner te zijn van het land waar de werkelijke leiding is gevestigd. Deze bepaling geldt ook voor de toepassing van de Wet op de dividendbelasting 1965, tenzij de zetelverplaatsing heeft plaatsgevonden om heffing van dividendbelasting te ontgaan. De werkelijke leiding van de bv in kwestie was, gelet op de feiten en omstandigheden, gevestigd op Curaçao. Maar het motief van de verplaatsing was niet helemaal duidelijk.
Motief zetelverplaatsing
De aandelen in de bv werden gehouden door een stichting, waarvan de certificaten in handen waren van de directeur van de bv. De bv had verder een 100%-deelneming waarin het eigen pensioen beheer van de directeur was ondergebracht. De directeur was per 1 juli 2008 naar Aruba geëmigreerd en op dezelfde dag verplaatste de bv haar zetel naar Curaçao en een trustkantoor werd benoemd als bestuurder van de bv. Op 3 juli 2008 richtte de bv een naar Antilliaans recht bv op en verzocht de inspecteur op Curaçao om deze Antilliaanse bv aan te merken als een vrijgestelde bv. Een paar maanden later keerde de naar Nederlands recht opgerichte bv een dividend uit van € 1.000 waarop zij € 150 inhield en afdroeg. Volgens de bv was de inhouding niet terecht geweest omdat artikel 34, lid 2 van de BRK van toepassing was. Het hof was het echter met de inspecteur in Nederland eens dat de doorslaggevende reden voor het verplaatsen van de werkelijke leiding naar Curaçao was geweest om de heffing van dividendbelasting onmogelijk te maken. Het hof was niet ervan overtuigd dat andere fiscale en persoonlijke redenen een rol hadden gespeeld bij de zetelverplaatsing. De bv had dus terecht dividendbelasting ingehouden op het aan haar aandeelhouder ter beschikking gestelde dividend.
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 28 oktober 2014 (gepubliceerd op 14 november 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:8489
Geef een reactie